3. Opvattingen over het gebied

De gebiedscommissie natuurbrandbeheersing heeft als doel om een natuurbrand te voorkomen die voor de gebiedscommissie niet meer te accepteren is. Om te kunnen bepalen wanneer zich dit voordoet is dit natuurbrandbeheersplan opgesteld waarin de gedeelde opvatting over de doelstellingen, de inrichting en het beheer van het gebied is omschreven in samenhang met de doelstellingen voor brandpreventie en –bestrijding.

3.1 Gedeelde opvatting

Aan de hand van de individuele opvattingen over het gebied komt de gebiedscommissie tot onderstaande opvatting over (brand in) het gebied. De gebiedscommissie stelt beleidsuitgangspunten vast en legt een gezamenlijk doel vast dat er op gericht is om de kans op een onacceptabele natuurbrand te verkleinen tot een acceptabel risico.

3.1.1 Gezamenlijke beleidsuitgangspunten

De gebiedscommissie hanteert de volgende gezamenlijke beleidsuitgangspunten:

De Natura 2000-status van het gebied staat niet ter discussie.

De Natura 2000-status van het gebied staat voor de gebiedscommissie niet ter discussie. Noodzakelijk geachte maatregelen kunnen echter conflicteren met de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-beheerplan of de uitvoering daarvan. De gebiedscommissie richt zich in eerste aanleg op maatregelen die niet conflicteren met Natura 2000-doelstellingen. Mochten deze maatregelen onvoldoende bijdragen aan het gezamenlijke doel, dan moet een afweging gemaakt worden waarvan het resultaat impact kan hebben op de Natura 2000-doelstellingen. In dit geval signaleert de gebiedscommissie dit knelpunt bij de Provincie Noord-Brabant. Daarnaast verzoekt de gebiedscommissie de voorgestelde maatregelen op te nemen in het beheer en inrichting van het gebied, bijvoorbeeld in het Natura 2000-beheerplan.

We onderschrijven dat de ingezette vernatting een positieve bijdrage levert aan brandveiligheid.

In het onderzoek van Wageningen University & Research is vastgesteld dat als de Leegveld- en Peelkanalenprojecten het gewenste effect op de vegetatiesamenstelling hebben, deze projecten kunnen leiden tot een afname van het natuurbrandrisico en het risico op langdurige overlast door nasmeulen. Dit komt doordat een kleiner deel van het gebied zal branden op een manier die de capaciteit van de brandbestrijding te boven gaat, zowel in milde als in zeer lastige weersomstandigheden. Het volledige effect van de te nemen vernattingsmaatregelen zal echter pas over enkele tientallen jaren merkbaar zijn.

We beschouwen de bestaande woningen en bedrijven aangrenzend aan het gebied als een gegeven.

De gebiedscommissie stelt geen maatregelen voor die leiden tot het beëindigen of verplaatsen van bestaande bewoning of bedrijvigheid.

We accepteren brand in het gebied tenzij deze leidt tot slachtoffers, verlies van goederen, langdurige overlast of permanente Natura 2000-schade.

Brand hoort bij het gebied “De Pelen” en dat zal waarschijnlijk ook altijd zo blijven. Voor de gebiedscommissie is een brand onacceptabel wanneer deze leidt tot slachtoffers (bewoners, bezoekers en hulpverleners), verlies van goederen (woningen, bedrijven, Rijksmonumenten, hulpverleningsvoertuigen), langdurige overlast (bijvoorbeeld rook) of permanente Natura 2000-schade. De maatregelen zijn er daarom niet primair op gericht om brand te voorkomen, maar om het risico op een brand met deze gevolgen zo veel mogelijk te verkleinen of overlast te voorkomen.

We gaan voor de korte termijn uit van bestaande middelen en mogelijkheden, tegelijkertijd stimuleren we innovatie.

In het zoeken van maatregelen richt de gebiedscommissie zich op middelen en mogelijkheden die nu realistisch voorhanden zijn. Oplossingen worden ook gezocht in innovatieve maatregelen die een langere doorlooptijd hebben of waar de gebiedscommissie geen of beperkt invloed op heeft. Denk hierbij aan het ontwikkelen van een normenkader, het oprichten van een tweede landelijke handcrew of andere innovaties in natuurbrandbestrijding. Op dit gebied functioneert de gebiedscommissie als aanjager.

We zien de volgende verdeling in taken en verantwoordelijkheden:

  • De terreinbeheerder is verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen ten aanzien van de inrichting en het beheer van zijn gebied, zowel met het oog op preventie als voor het kunnen bestrijden (bijvoorbeeld toegankelijkheid) van natuurbranden.
  • Bij een brand zijn de veiligheidsregio’s verantwoordelijk voor de brandbestrijding.
  • De terreinbeheerder is verantwoordelijk voor de nafase (o.a. het bestrijden van nasmeulen). Op landelijk niveau wordt over de verantwoordelijkheidsverdeling in de nafase door betrokken partijen, waaronder Staatsbosbeheer en Brandweer Nederland, nog discussie gevoerd. Tot het moment dat andere besluitvorming plaats vindt wordt daarom in dit plan als uitgangspunt de werkwijze van 2020 gehanteerd (zie bijlage 3).

3.1.2 Gezamenlijke doelstelling

Het hoofddoel van de gebiedscommissie is het voorkomen van een brand die leidt tot:

  • Slachtoffers;
  • Verlies van goederen;
  • Onherstelbare schade aan Natura 2000-waarde(n);
  • Langdurige (rook)overlast;
  • Langdurige en grootschalige inzet door brandweer (blussen en nablussen) en terreinbeheerders (aanpak nafase).

Om aan deze doelstelling te voldoen richt de gebiedscommissie zich op maatregelen die bijdragen aan:

  • Het zo klein mogelijk houden van een brand;
  • Het beschermen van bewoond gebied;
  • Het zo effectief mogelijk bestrijden van een brand;
  • Het voorkomen en/of bestrijden van ongewenste effecten van een brand.
3.2 Gewenste scenario

In april 2020 was er sprake van extreme weersomstandigheden. De verwachting is echter dat er in de toekomst vaker sprake zal zijn van deze (extreme) weersomstandigheden. Ook uit de RIN valt op te maken dat het scenario april 2020 nog steeds een realistisch scenario is. Met de bestuurlijke uitgangspunten en de gezamenlijke doelstelling wil de gebiedscommissie toewerken naar een nieuw realistisch scenario. De effecten van de te nemen maatregelen moeten er toe leiden dat het scenario april 2020 het worst-case scenario wordt. In het gewenste scenario blijft de brand beperkt tot één of enkele compartimenten met een vooraf bepaalde oppervlakte.