Bijlage 3 Natuurbrandbeheersplan: Overdracht nafase
Inleiding
In deze notitie is aangegeven welke afspraken er gemaakt zijn / welke werkwijze gehanteerd wordt bij de overdracht van het gebied na een brandincident met als doel dat na die overdracht in de z.g. Nafase voor alle partijen helder is wie waarvoor verantwoordelijk is en wat men verder van elkaar mag verwachten,. Specifiek gaat het daarbij om de overdracht door de brandweer naar de gebiedseigenaar. (SBB) Uiteraard worden ook – daar waar relevant – de andere partners bij / na het incident betrokken.
Ten tijde van het opstellen van dit document is de bredere (landelijke) discussie over dit onderwerp nog niet gevoerd en zijn er daarmee ook geen (landelijke) conclusies en daaruit voortvloeiende aanbevelingen / werkwijzen voorhanden. Daarom wordt voor nu als uitgangspunt de werkwijze van 2020 na de peelbrand gehanteerd met dien verstande dat de leerpunten van toen zijn meegenomen.
Bovenstaande kan als consequentie hebben dat deze paragraaf in de toekomst aangepast wordt.
Moment
Het moment waarop de feitelijke overdracht van het incident(gebied) plaatsvindt wordt bepaald door het op dat moment hoogst actieve operationeel gremium. (OT-COPI-Motorkapoverleg) Het initiatief tot overdragen kan komen van zowel de brandweer als van Staatsbosbeheer. Over zowel het besluit tot als het specifieke moment van overdracht wordt te allen tijde de (coördinerend) burgemeester van het incident geïnformeerd.
Overdracht van het incident kan enkel plaatsvinden als tenminste aan onderstaande randvoorwaarden is voldaan:
- De brand is volledig onder controle en de situatie is stabiel;
- De restrisico’s zijn voldoende in beeld;
- Er zijn heldere afspraken over taken, rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen (zie ook hierna) alsook over de onderlinge afstemming en communicatie;
- De hierboven genoemde afwegingen en afspraken zijn vastgelegd in het z.g. Gebiedsoverdrachtsdocument.
Overdracht
Overdracht vindt fysiek plaats in het bijzijn van de partijen uit het z.g. ‘Nazorgoverleg’. Dit overleg bestaat in beginsel uit vertegenwoordigers van Staatsbosbeheer, Waterschap Aa en Maas, gemeente Deurne en/of Horst aan de Maas, Veiligheidsregio Limburg Noord en/of Brabant Zuidoost. Van de twee laatstgenoemde partijen participeert tenminste de meest getroffen gemeente / veiligheidsregio. Indien de situatie daar aanleiding toe geeft kunnen andere partijen toegevoegd worden. Elke partij ‘levert’ een – bij voorkeur ‘dedicated’ – vertegenwoordiger met voldoende mandaat om als case-manager in het team op te treden. De vertegenwoordiger van Staatsbosbeheer treedt op als voorzitter van het overleg. Het overleg komt in eerste instantie in volledige bezetting bijeen. Er worden hierbij tenminste o.b.v. consensus afspraken gemaakt over:
- Het daadwerkelijk moment van overdracht waarbij rekening wordt gehouden met een zodanige overdrachtsperiode om SBB voldoende voorbereidingstijd te geven;
- De verantwoordelijkheid voor de veiligheid in het gebied;
- De financiële verantwoordelijkheid over o.a. een mogelijke vervolginzet door derden;
- Procesafspraken m.b.t. mogelijkheden van onderlinge ondersteuning;
- De onderlinge informatievoorziening en bereikbaarheid. Met name over situaties waarbij spoedeisende inzet brandweer noodzakelijk (b)lijkt;
- Communicatie.
Aanvullende werkafspraken voor specifieke situaties zijn uiteraard mogelijk. Deze afspraken worden vastgelegd in het z.g. Gebiedsoverdrachtdocument.
Dit document wordt aansluitend – mits van toepassing – ter kennisname gebracht van het ‘Lokaal CrisisTeam’ (LCT) van de betrokken gemeente(n) waarna het onderdeel zal zijn van het Nafasedocument.
Begeleiding / controle
De gehele operationele Nafase in het gebied wordt vanaf het moment van overdracht begeleid door het Nazorgoverleg. Hierbij vindt periodiek afstemming plaats over:
- Voortgang van de werkzaamheden;
- Knelpunten en noodzakelijke oplossingen;
- Communicatie.
Daarnaast bewaakt het overleg de verbinding / samenhang met het LCT en escaleert bij onderwerpen welke binnen het overleg niet kunnen worden opgelost.
Ten slotte begeleidt het overleg ook de verdere afschaling van het incident naar ‘normaal’. Bij deze laatste afschaling is het van belang dat afspraken worden gemaakt over:
- het daadwerkelijk moment van afschaling;
- restafspraken.